Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen [5]antwoordde David, en sprak tot Achimelech, den [6]Hethiet, en tot Abisai, den zoon van [7]Zeruja, den broeder van Joab, zeggende: Wie zal met mij tot Saul in het leger afgaan? Toen zeide Abisai: Ik zal met u afgaan. 5. Dat is, sprak, want er gaat geen vraag voor. 6. Te weten, van afkomst, maar een Israeliet of Jodengenoot van religie. Eigenlijk worden Hethieten genoemd die van Heth, Kanaans zoon, afkomstig waren. Zie Gen.10:15, en Gen.15:20. 7. Deze was de zuster van David, zij heeft drie zonen gehad, te weten, Joab, Abisai en Asahel, die naar hun moeder genoemd worden de zonen van Zeruja, hier en 1 Kron.2:16, vanwege de vermaardheid van David; maar van hun vader wordt geen gewag gemaakt.